In gesprek met Roeland van Vledder

Organiseer pensioen beter dan vandaag

Zes jaar geleden stapte hij de pensioenwereld in en sinds februari van dit jaar is Roeland van Vledder onder meer onafhankelijk voorzitter van Pensioenfonds DNB. In welke wereld de liberaal denker belandde en wat hem in zijn werk inspireert, schetst hij in een gesprek met Mark de Wijs.

Vertel eens iets over je achtgrond

“Ik heb een jaar of dertig in de financiële wereld gewerkt. In verschillende rollen in zowel retail banking als de verzekeringsbranche, bij ING en Fortis. Voordat ik overstapte naar de pensioensector was ik lid van de raad van bestuur van ASR.”

Vanwaar de overstap naar de pensioensector? “Ongeveer zes jaar geleden startte ik mijn eigen onderneming. Ik wilde geen baan meer van 70 á 80 uur per week en zocht naar een andere balans tussen privé en zakelijk. Na enig nadenken en coaching koos ik voor een rol als commissaris, bestuurder of toezichthouder. Al snel werd ik bestuurder bij Pensioenfonds Architectenbureaus en voorzitter van de beleggingscommissie. Dat is geleidelijk verder gegroeid tot de rollen die ik nu heb. Die periode kun je wel de kraamkamer voor mijn werk in de pensioensector noemen.”

Wat bracht je mee?

“Ontwikkelingen die zich in de pensioenwereld nog aan het voordoen waren, hadden banken en verzekeraars al achter de rug. Denk aan sterke professionalisering, de grote nadruk op risicomanagement, het goed organiseren van de functiescheiding en de focus op de klant. Mijn ervaring met deze ontwikkelingen kon ik goed gebruiken bij mijn overstap naar een voor mij relatief nieuwe sector, al realiseerde ik me dat op dat moment waarschijnlijk niet. Bij mijn start in de pensioensector heb ik vooral heel veel gelezen en natuurlijk volgde ik een opleiding bij SPO. Vervolgens vulde ik werkende weg mijn rol in.”

Daarop voortbordurend: heeft de sector een goed lerend vermogen?

“De hele sector kent de laatste jaren een steile leercurve. De druk om te leren is heel erg hoog geweest, dat hielp bij het ontwikkelen van het lerend vermogen. Wat zeker ook hielp, is de professionaliseringslag die zittende bestuurders én nieuwkomers in een vrij rap tempo doorliepen. Dat verandervermogen zie ik ook terug in de vaart waarmee het aantal pensioenfondsen afneemt. Fondsen denken permanent na of zelfstandig blijven nog wel de beste vorm is om hun deelnemers te dienen.”

Hoe de sector naar de toekomst te brengen en mee vormgeven aan de verandering, dat vind ik boeiend

Je lijkt je hart te hebben verpand aan de sector. Wat vind je er zo boeiend aan?

“We hebben een pensioenstelsel dat dringend aan een ernstige renovatie toe is. De kunst is het goede te behouden en tegelijkertijd flink door te pakken bij zaken die echt anders moeten. Dat gaat per definitie ergens pijn doen. Door zaken anders te organiseren of anders te verdelen, wordt de koek immers niet groter. Lastig, maar wel heel noodzakelijk. Hoe de sector naar de toekomst te brengen en mee vormgeven aan die verandering, dat vind ik boeiend.”

Op welke punten vind je dat het beter moet?

“Het huidige stelsel sluit op geen enkele wijze meer aan op de arbeidsmarkt. Ik zie pensioen in de tweede pijler meer als sociaal maatschappelijke voorziening dan als arbeidsvoorwaarde. Daarmee kun je het stelsel ook beter laten aansluiten op nieuwe vormen van arbeid, zoals zelfstandigen of mensen met een tijdelijk contract.

Ik ben voorstander van een nationaal pensioenstelsel met AOW als eerste pijler, en met een tweede pijler pensioen waarbinnen mensen pensioen opbouwen gerelateerd aan arbeidsinkomsten. Verplicht en collectief met z’n allen inkomen opzij zetten voor inkomen voor later, in een versimpelde regeling met enkele keuzemogelijkheden, waarbij de politiek moet zorgen voor het kader. Denk aan een soort basisziektekostenverzekering. Met een dergelijk stelsel behoud je de kern van het bestaande systeem: zorgen voor een behoorlijke levensstandaard voor mensen die met pensioen gaan. Dat is sociaal gezien heel wenselijk, want het zorgt voor een grote maatschappelijke stabiliteit en cohesie.

Voor zo’n nationaal pensioenstelsel heb je minder pensioenfondsen en uitvoeringsorganisaties nodig, wat lagere kosten met zich meebrengt. Dat komt in ieder geval ten goede aan de deelnemer. Een vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers in het bestuur van een fonds zou wat mij betreft ook niet meer hoeven. Naarmate organisaties groter worden, krijg je meer onafhankelijke full time bestuurders, al dan niet met een achtergrond uit de werkgevers- of werknemerswereld. Een professioneel bestuur dat in opzet en bemensing een pensioenfonds leidt, als ware het een volwaardige financiële instelling. Want dat is verwacht ik wel de toekomst. Dit is nu al het geval bij de APF’en.”

Hoe kijk je naar geschiktheid en wat vind je daarbij belangrijk?

“Ik vind het heel goed dat het begrip geschiktheid is geïntroduceerd, bóven het begrip deskundigheid. Want geschiktheid is zoveel meer dan dat. Naast weten waar je het over hebt, heeft geschiktheid ook te maken met oordeelsvermogen, onafhankelijkheid kunnen laten zien, de durf om ook eens een keer een dwarse mening te laten horen en het vermogen om in een omgeving met verschillende meningen tot besluitvorming te komen. Je mag heel veel geld beheren dat door anderen is opgebracht. Dat schept een grote mate van verantwoordelijkheid. Tegelijkertijd geeft dat de toezichthouder de plicht erop toe te zien dat bestuurders geschikt zijn om die verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen.”

Vind je het niveau van geschiktheid adequaat?

“Jazeker. Ik ben vooral zeer onder de indruk van de mate waarin mensen van buiten én binnen de sector zich bekwamen in het goed uitoefenen van hun taak. Geschiktheid houdt voor mij dan ook niet uitsluitend verband met professionals uit de financiële wereld. Ik denk dat het heel goed is om verschillende disciplines aan tafel te hebben in een bestuur.”

Wat zijn de consequenties van deze ontwikkelingen voor SPO?

In deze tijden van verandering heeft SPO een prachtige kans om een grote bijdrage te leveren. Ook al is het lastig om keuzes te maken en besluiten te nemen omdat het nog steeds niet duidelijk is waar de pensioensector heen gaat. Optimaliseer je flexibiliteit, en speel in op wat er daadwerkelijk aan verandering plaatsvindt.”

‘We weten nog niet waar het naar toe gaat met het stelsel. Dan is er één ding wat je kunt doen: werken aan je eigen verandervermogen’

Heb je een hartenkreet?

“We weten nog niet waar het naar toe gaat met het pensioenstelsel, zelfs de richting lijkt niet meer vast te staan. Dan is er één ding wat je kunt doen: werken aan je eigen verandervermogen. Zorg dat zodra die verandering helder wordt, je snel kunt schakelen. Wees dus bereid om te bewegen als dat nodig is. En realiseer je dat sommige veranderingen best pijn kunnen doen. Bestaande traditionele sterke banden met andere partijen in de sector kunnen bijvoorbeeld veranderen. Bereid je daar op voor.”

Wat wil je verder nog kwijt?

“De sector heeft een grote verantwoordelijkheid om mede aan te geven hoe we van het bestaande stelsel naar een nieuw stelsel komen. Laten we daarbij de grote lijnen blijven zien en niet verzanden in financiële details. Maar uiteindelijk ligt de keuze en verantwoordelijkheid bij de politiek.”