In gesprek met Jochem Sluis

Ook de pensioendeelnemer verwacht een Coolblue-ervaring


Als fysiotherapeut maakte Jochem Sluis (36) in 2012 bewust de overstap naar bestuurslid bij Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten (SPF). Bovendien is hij lid van het bestuur van SPO. Wat is zijn drijfveer en hoe kijkt Sluis aan tegen de ontwikkelingen in de pensioensector? Mark de Wijs ging met hem in gesprek.

Wat is je achtergrond?

“Van oorsprong ben ik fysiotherapeut en manueel therapeut. Een mooi vak, maar ik wist al snel dat ik dat niet tot mijn pensioenleeftijd zou blijven doen. Vandaar dat ik de verbreding koos met een studie bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit. Toevalligerwijs stuitte ik daarna op een vacature van het SPF die mijn interesse wekte.”

Hoe waren je eerste ervaringen in het bestuur van SPF?

“Leren kost tijd. Vandaar dat aspirant-bestuursleden bij het SPF starten met een introjaar. Je krijgt de tijd rustig in het vak en je rol te groeien. Ik deed een basisopleiding gericht op beroepspensioenfondsen, las veel en bezocht daarnaast verschillende seminars. Ook krijgen nieuwe bestuursleden een bestuursbuddy toegewezen die jou helpt de nodige kennis te ontwikkelen. Ik heb het ervaren als een prettige start. Maar ik was erg gretig. Ik wil altijd meer leren. Voor mij was het daarom goed de stevigere opleiding pas later te doen, op een moment dat het de kennis en de gaten bij elkaar bracht. Het introjaar zorgt ervoor dat je op niveau A of A+ kunt komen. Na twee jaar had ik het idee dat ik op onderdelen niveau B bereikt had.”


Hoe kijk je aan tegen geschiktheid?
“Ontwikkeling staat nooit stil. Bestuursleden wisselen en materie verandert. Je moet dus zowel de individuele geschiktheid op peil houden als de collectieve geschiktheid. Daar is permanente educatie voor nodig. Bij ons heeft dat een vaste plek in de jaarlijkse evaluatie. Jaarlijks bekijken we individueel en collectief wat er nodig is aan aanvullende kennis.”

Waar schort het wat jou betreft nog aan in de sector?

“Pensioenfondsen moeten zich nog beter aanpassen aan de behoeften van de deelnemers. Dat heeft te maken met maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook met de individuele behoeften. Als beroepspensioenfonds hebben wij een vrij homogene groep deelnemers. Onze deelnemers maken dezelfde ontwikkelingen door en bovendien zijn wij zelf ook allemaal fysiotherapeut. Toch weten ook wij niet genoeg de behoeften van onze deelnemers terug te laten komen in hoe wij ons pensioenfonds inrichten. Dat heeft deels met wetgeving te maken en deels met techniek.”

Welke rol zie je voor de technologie?

“Technologie is een nieuw deskundigheidsdomein in de sector. Het gaat ons helpen met dataverzameling en meer over onze deelnemers leren. Het levert nieuwe communicatiemogelijkheden. De consument van nu is immers al volledig gewend aan de Coolblue- en Zalando-ervaring en verwacht dit gemak ook voor zijn pensioenzaken. Waarom zou je niet in de trein kunnen bedenken dat je meer wilt sparen en dat met een druk op de knop kunnen aangeven in de pensioen-app op je smartphone?”

‘Technologie is niet de heilige graal, maar gaat zeker bijdragen aan het imago en daarmee aan het vertrouwen’

Techniek is de oplossing voor het gebrek aan vertrouwen?

“Het is niet de heilige graal, maar het gaat zeker bijdragen aan het imago en daarmee aan het vertrouwen. Een pensioenoplossing in deze tijdsgeest is broodnodig. Zou de verplichtstelling nu vervallen, dan staan er dertig fintechs klaar die beter kunnen voldoen aan de behoeften van de pensioendeelnemers. Lean and mean, maar wel met een groot risico op een lagere pensioenuitkomst. Ik ben zelf van mening dat verplichtstelling nog steeds de grootste kans biedt op een goede pensioenuitkomst voor ons allemaal. Daarbinnen moeten we echter op zoek naar de eenvoudige, doeltreffende oplossingen die voldoen aan de behoeften van onze deelnemers. Als pensioenfondsbestuur moet je weten wat er speelt op het gebied van technologische ontwikkelingen. En je moet het kunnen toepassen op de mogelijkheden voor het pensioenfonds.”


Wat is daarvoor nodig?
“Vaak ben je hiervoor als (kleiner) fonds afhankelijk van de innovatiekracht van de pensioenuitvoeringsorganisatie. Een pensioenfonds heeft daarom voldoende countervailing power nodig. Om tijdig vernieuwing te realiseren moet je in gesprek kunnen met de uitvoeringsorganisatie over de mogelijkheden en de risico’s.”

Je bent nu ruim twee jaar bestuurslid bij SPO. Hoe ervaar je die rol?

“Ik leer de sector beter kennen en zie het vanuit een ander perspectief. De manier van besturen is volledig anders dan ik gewend ben dus het helpt me in mijn bestuurlijke ontwikkeling. SPF is als beroepspensioenfonds vrij hands on en dicht bij de praktijk. Terwijl SPO eerder hoog over is. Maar wat ik het allerleukste vind om te ervaren, is dat SPO een innovatieve omgeving is waarin bewust voorbereid wordt op de toekomst. Met SPO lopen we op de troepen vooruit. Als sector proberen we op de behoefte van de deelnemer aan te sluiten, oftewel van deelnemer naar innovatie te gaan. En bij SPO moet de deelnemer juist meegenomen worden in de innovatie en gaat het dus van innovatie naar deelnemer. Leuk om daar mijn bijdrage aan te kunnen leveren.”

‘SPO is een innovatieve omgeving waarin bewust wordt voorbereid op de toekomst’

Heb je tot slot nog een hartenkreet?

“Willen we de mooie sector blijven die we zijn, dan moeten we nog beter aansluiten bij de behoeften van de deelnemer. Dat betekent uiteraard dat iedere ingelegde euro zoveel mogelijk pensioen moet opleveren, maar het betekent ook dat de administratieve rompslomp anders ingericht moet worden en de communicatie met de deelnemer doorontwikkeld moet worden. We moeten deelnemers op een andere manier inzicht bieden in hun pensioen. En hen laten zien dat wij ook in deze tijd leven. Het wordt tijd dat deelnemers zien wat er achter gesloten deuren allemaal gebeurt op dit vlak. Misschien moeten we hiervoor als sector zelfs wel een ambassadeur aanstellen.”